woensdag 12 maart 2025

Pindakaas voor dames?

Vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw wist 'Petje Pitamientje' ons te vertellen dat pindakaas zo gezond was. Met de (nog steeds) herkenbare woorden: "Mijn moeder zegt dat het goed voor me is, omdat er zo veel pitamientjes in zitten. Stom, hè? Ik vind het 'woon lekker", stal hij jarenlang de show.
Pindakaas is rijk aan plantaardige vetten en eiwitten, vitamine B1, vitamine B3, vitamine E, linolzuur, inositol en resveratrol. Als je een volkoren boterham met 100% pindakaas consumeert, krijg je dus veel belangrijke voedingsstoffen binnen. Pindakaas zit dus bomvol gezonde stoffen, noodzakelijk voor de groei van kinderen en het in goede staat houden van volwassen lichamen. Voor baby's is het zelfs van levensbelang, omdat een eerste boterham met pindakaas een pinda-allergie kan voorkomen.

Nu zou je denken dat er niet zoveel aan pindakaas gesleuteld hoeft te worden, want het is immers gezond voor iedereen in iedere levensfase. Nu denkt een fabrikant in India dat er een markt kan zijn voor pindakaas die speciaal op dames gericht is.
StrongHer Peanut Butter is, zo claimt Sundrop Brands, India's eerste en enige pindakaas die speciaal op vrouwen is afgestemd. Deze pindakaasvariant is rijk aan voedingsstoffen die essentieel zijn voor het welzijn van vrouwen. Bovendien bevat elke portie 34% proteïne (ofwel eiwitten), wat aanzienlijk hoger is dan andere pindakaasopties. Sundrop StrongHer is de gemakkelijke en smakelijke manier voor vrouwen om sterk te blijven, hoe zwaar het leven voor hen ook wordt.

Nu heb ik geen enkele illusie dat een Nederlandse pindakaasfabrikant dit als een nieuwe aanvulling van hun assortiment zal navolgen, maar het toont wel de creativiteit die sommige fabrikanten hebben om hun producten een edge te geven ten opzichte van die van hun concurrenten.

Als dit artikeltje slechts een glimlach bij de lezer oplevert, dan heb ik mijn doel bereikt.

vrijdag 21 februari 2025

Investeringmaatschappij koopt The Spice Factory

Het moet een treurig gevoel zijn voor de medewerkers van The Spice Factory toen bekend werd dat de Nederlandse investeringsmaatschappij Gimv de meerderheid van de aandelen van hun bedrijf kocht van de Belgische investeringsmaatschappij Gilde Equity Management en Davy De Muyer.
In 2023 meldde De Muyer nog 'Ik ben absoluut nog niet van plan te verkopen', zegt de ondernemer. "Ik zie nog te veel mogelijkheden. Ook Gilde heeft geen plannen voor een verkoop".

Je kent zo langzamerhand wel de vaste zinnetjes uit het ronkende persbericht: Men zal "herinvesteren in de volgende groeifase van het bedrijf".

The Spice Factory, gevestigd in de Belgische plaats Eigenbrakel ofwel Braine l'Alleud, is de marktleider in private label gedroogde culinaire kruiden & specerijen in de Benelux, die zowel retailers als de foodservice bedient met hoogwaardige, op maat gemaakte oplossingen.

Historie
The Spice Factory werd in 1982 opgericht door Anne-Marie Stevens en Christian Vanvaeck als International Spice Food Import, kortweg ISFI. De Muyer kocht het bedrijf in 2014 samen met het investeringsfonds Gilde Equity Management, dat een nipte meerderheid heeft. Sinds de overname verdubbelde de omzet tot €50 miljoen. Na 40 jaar is een van de grootste kruidenverkopers van Europa. Het is bekend van het horecamerk ISFI en het consumentenmerk Piet Huysentruyt.

The Spice Factory groeide vooral door zich te focussen op supermarkten, die nu goed zijn voor 80 procent van de omzet. Daarnaast groeide de export van 25 naar 60 procent van de verkoop.

Join the family
Bij Gimv wordt The Spice Factory vermoedelijk ondergebracht bij de Blendwell Food Group, waartoe ook Snack Connection behoort. Zij verkochten recent hun dochteronderneming Choco Support aan Menken Orlando, waarin de Duitse grootmacht Intersnack Group een meerderheidsaandeel heeft.

Kwartetten
Conimex is eind 2024 verkocht. Inproba is begin 2025 verkocht. De grote uitverkoop lijkt begonnen.

woensdag 12 februari 2025

Tradin Organics ondersteunt kokosbloesemsuikerboeren

Tradin Organics, dochteronderneming van het beursgenoteerde Acomo, heeft een subsidie met een looptijd van drie jaar gekregen van het Social Sustainability Fund van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) om de werkomgeving voor naar schatting 2,275 kokosbloesemsuikerboeren in Indonesië te verbeteren en een stabiele, hoogwaardige levering te garanderen.
Samen met hun partners Daya Alami, Inagro, LPPSLH en Imset lanceerde Tradin Organic in november 2024 het project "Indonesia's Sweet Spot: Livelihood Resilience through Innovation for Safe, Organic Coconut Sugar Production".

"Indonesia's Sweet Spot: Livelihood Resilience through Innovation for Safe, Organic Coconut Sugar Production" klinkt nogal imposant en dat is natuurlijk ook een beetje de bedoeling.

Het project wordt ondersteund door het Subsidieprogramma Verantwoord Ondernemen (SPVO), voorheen Social Sustainability Fund (SSF), via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en heeft als doel de levensomstandigheden van Indonesische boeren te verbeteren, hun werkomstandigheden te verbeteren en een duurzame levering van hoogwaardige, verantwoord geproduceerde kokosbloesemsuiker veilig te stellen voor Tradin Organics.

Kokosbloesemsuiker ofwel gula djawa, zoals het in Indonesië wordt genoemd, wordt gemaakt van de nectar van de kokosbloesem, die eerst wordt gekookt en gereduceerd tot een cake, voordat het wordt vermalen tot suiker. Het unieke smaakprofiel van dit product maakt het een geweldig alternatief voor rietsuiker en bietsuiker. Naast een tafelzoetstof kan dit product worden gebruikt om veel producten te zoeten, zoals dranken, chocolade en zoetwaren.

Het drie jaar durende project zal zich voornamelijk richten op circa 2,275 boeren en hun huishoudens in Midden-Java (Indonesië).

Door maatschappelijk verantwoorde bedrijfspraktijken binnen de toeleveringsketen van kokosbloesemsuiker te versterken, wil Tradin Organic voldoen aan de groeiende vraag van de markt naar biologische, koolstofarme ingrediënten en tegelijkertijd de algehele werkomgeving voor boeren verbeteren.

Het is opnieuw een perfect voorbeeld van een publiek-private samenwerking, waarbij de overheid zijn beleid verwezenlijkt doordat Tradin Organics precies weet hoe dat doel bereikt moet worden. Tegelijkertijd profiteert Tradin Organics van het feit dat ze een betere (en beter gecontroleerde) aanvoer van biologische kokosbloesemsuiker kunnen aanbieden aan hun klanten.

zondag 9 februari 2025

Nederlands zout uit Venezuela

In de 16de eeuw had Nederland meer zout nodig. Veel meer. Die zoutbehoefte van voornamelijk Holland, Zeeland en Friesland was vooral door het haringkaken enorm gestegen. Alleen al de Hollandse haringvloot groeide in een tijdsbestek van 100 jaar van 150 schepen (in 1550) tot 4000 (in 1650). Door het inzouten van de haringen werden ze geconserveerd en konden daardoor een belangrijk exportartikel naar de Baltische staten worden.
[De Slag om Punta Araya - La Batalla de Punta Araya]

De voornaamste zoutleveranciers van de Nederlanden waren tot 1580 Frankrijk en Portugal. In dat jaar werd Portugal echter veroverd door Spanje, waarmee de Republiek in oorlog verkeerde. Bovendien verloren 'we' in 1598 ook nog eens de toegang tot de Portugese zoutleveranciers in Kaapverdië.

Het zout van de enig overgebleven leverancier, Frankrijk, was echter lang niet voldoende en dus werd maar besloten om het zout uit het Caraibisch gebied te halen. In 1599 vaart de eerste zoutvloot naar het destijds Spaanse Venezuela om daar stiekem zout te laden. Dit werd aanvankelijk gedaan door middel van smokkel, maar men werd steeds brutaler en er werden eigen Nederlandse zoutpannen ingericht, met name bij de westpunt van de Punta de Araya en wat nabij gelegen eilanden, waaronder Isla de Tortuga (1624 tot 1638)[1]. Een jaar later varen al zo'n 100 schepen naar Venezuela.

Het illegaal gewonnen zout van Araya was van ongewoon goede kwaliteit en bovendien 'belastingvrij'. De Nederlanders hielden zich uiteraard ook bezig met smokkel en bedreven wat piraterij, bedreigden de parelvisserij op Margarita Island en waren te talrijk voor de lokale Spanjaarden om tegenstand te bieden.

De lezer zal begrijpen dat deze situatie niet lang kon voortduren zonder dat Spanje tegenmaatregelen zou nemen. In 1603 begonnen ze met de plannen voor de bouw van een fort.

In 1605 leverden acht Hollandse schepen een gevecht met een Spaans eskader. Zij werden verslagen en hun zoutpannen op Araya werden daarna vernietigd. Bovendien werden de gevangenen, waaronder de Hollandse commandant, opgehangen. Dat ontmoedigde voor enkele jaren de Hollandse pogingen het schiereiland te bezetten.
[De restanten van Castillo de Santiago de Arroyo]

Om te zorgen dat de zoutpannen voor de Hollandse zoutvaarders onbereikbaar werden, bouwden de Spanjaarden in de jaren 1620-1621 een vesting op de westpunt van het schiereiland Araya. De Spaanse naam van de vesting was Castillo de Santiago de Arroyo. De teleurgestelde Hollanders noemden het 'Fort Kostverloren'.

Na flink wat schermutselingen moesten de Hollanders zich uiteindelijk dus gewonnen geven: de (al vernielde) zoutpannen in Venezuela waren onbereikbaar geworden. Daarop zocht men andere locaties voor de zoutwinning op de strategisch gunstiger gelegen Caribische eilanden, vooral Bonaire (zie hier) en Sint Maarten. Het was voor de WIC een van de voornaamste redenen geweest eilanden in de Caribische Zee in bezit te nemen.

[1] Antczak: Islands of Salt: Historical Archaeology of Seafarers and Things in the Venezuelan Caribbean, 1624–1880 - 2019

zondag 26 januari 2025

Tradin Organics en Organic Development Finance (ODF)

Jezelf profileren als een bedrijf dat puur biologische producten verhandelt heeft zo zijn voordelen. Je kunt je filosofie namelijk uitdragen. Organisaties, die zich inzetten om de levensomstandigheden van de minder bedeelde mens te verbeteren of die de flora en fauna van ongerepte oerwouden proberen te beschermen, zijn soms genegen om geld te doneren om via jouw bedrijf de wereld te verbeteren.
[Bosvriendelijke biologische cacao]

Tradin Organics, dochteronderneming van het beursgenoteerde Acomo, is zo'n bedrijf. Tradin Organics richtte in 2020 de stichting Organic Development Finance (ODF) op. Met de oprichting van ODF, ondersteund door USAID West African Trade and Investment Hub en GIZ, het belangrijkste ontwikkelingsagentschap van Duitsland, voerde Tradin Organic haar visie uit om waarde toe te voegen aan haar toeleveringsketens door een echt marktgedreven financieringsinstrument te creëren, om de financieringskloof aan te pakken waarmee veel biologische bedrijven in ontwikkelingslanden worden geconfronteerd door toegang tot kapitaal te openen en hun groei en innovatie te ondersteunen. Dit draagt bij aan de ontwikkeling van lokale gemeenschappen; economisch, sociaal en ecologisch, en leidt tot een veerkrachtigere toeleveringsketen.

Eind 2024 had ODF al een portefeuille opgebouwd van 14 transacties met 8 bedrijven. De volgende overeenkomst werd op 19 november 2024 afgesloten met de Nederlandse investeerder Invest International met een schuldfaciliteit van €10 miljoen.

Deze financiering zal de capaciteit van ODF verder uitbreiden om eerlijk geprijsde, broodnodige werkkapitaalleningen te verstrekken aan op biologische gericht kleine en middelgrote ondernemingen in opkomende markten. Deze bedrijven spelen een cruciale rol bij het opschalen van duurzame, biologische landbouw en het verbinden van kleine boeren met wereldwijde markten.
[Vrouwen aan het werk in een verwerkingsfabriek voor biologische cashewnoten in Brazilië]

Uiteraard is ODF een onafhankelijke stichting die wordt beheerd door FOUNT, een Nederlandse impactfondsbeheerder die bekend staat om zijn toewijding aan het bevorderen van duurzame ontwikkeling in 'onderbediende' sectoren in opkomende markten.

Deze symbiose van een handelsbedrijf en ontwikkelingshulp is een perfect voorbeeld hoe het wél kan, zonder dat de politiek zijn schimmige spelletjes kan spelen of dat organisaties voor het goede doel kapitalen verspillen omdat ze teveel overhead (dure kantoorgebouwen, dure directeuren) hebben.

zondag 3 november 2024

Familie Gottesmann vertrekt bij Acomo

Acomo en diens rechtsvoorganger NV Rubber Cultuur Maatschappij 'Amsterdam', afgekort tot Amsterdam Rubber, hebben sinds de oprichting in 1908 nogal wat ups and downs meegemaakt. Vooral in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ging het een aantal keren bijna mis. Slechts een omgekeerde overname van Catz International redde Acomo van de ondergang.

Kwartetten met Catz
Catz International werd in 1856 opgericht en werd in 1973 gekocht door S & W Berisford, een Engels beursgenoteerd bedrijf dat in de geest van de tijd geloofde in diversificatie. Dat beleid mislukte faliekant en intussen bestaat S & W Berisford niet eens meer.
[Dov Gottesmann in 1984]

Drie jaar later kocht Drying Corporation, gevestigd te Willemstad (Curaçao), het investeringsvehikel van Dov Gottesmann (1929-2011), Catz International van S & W Berisford. Gottesmann had zijn fortuin gemaakt via zijn handelscontacten in Afrika en was in die periode adviseur van S & W Berisford.

De omgekeerde overname
Acomo in zijn huidige vorm ontstond in 1982 na een omgekeerde overname (reverse takeover) van Amsterdam Rubber door Catz International. Dov Gottesmann werd uiteraard CEO van het bedrijf, een functie die hij tot 1999 vervulde. Daarna werd hij er President-Commissaris. Zijn zoon Yoav Gottesmann (1952) volgde hem in 2002 op in de Raad van Commissarissen, al bleef zijn vader betrokken bij Amsterdam Rubber in de rol van 'adviseur'.
[Yoav Gottesmann in 2023]

Gottesmann weg bij Acomo
Halverwege 2024 bleek dat Yoav Gottesmann in stilte afscheid had genomen van Acomo. Na zijn vertrek als commissaris heeft de familie van Yoav Gottesman ook alle aandelen van Acomo in de verkoop gedaan. Het bleek dat de investeringsmaatschappij van de familie Gottesmann haar belang in Acomo had teruggebracht van zo’n 10% tot minder dan (de fiscaal aantrekkelijke) 5%. De resterende 1,8 miljoen aandelen, thans goed voor ruim €26 miljoen, zullen ook worden verkocht, zo vertelde mij een goed ingevoerde bron.

Verder dan een vage indicatie waar de investeringsmaatschappij van de familie Gottesmann zetelt kwam geen enkele journalist. Zelfs een telefoonnummer vinden bleek onmogelijk. Logisch, want Drying Corporation is slechts een brievenbusfirma, gebruikmakend van het voordelige fiscale klimaat op Curaçao. Er werkt niemand en dus is een telefoonaansluiting ook zinloos.

Het vertrek van de familie Gottesmann is het einde van een tijdperk. Jammer dat Yoav Gottesmann geen kinderen heeft die commercieel inzicht hebben en zich verbonden voelen met Acomo.

woensdag 23 oktober 2024

Acomo, [..] Fund en SunButter

[Fondsmanager Hilco Wiersma verbood me in dit artikel de naam van het betreffende fonds te gebruiken]

[..] Fund noemt zich de enige specialist die zich focust op Nederlandse beursgenoteerde small- en midcapaandelen. Het beheerteam claimt meer dan 50 jaar kennis, kunde en ervaring te hebben op het gebied van investeren in beursgenoteerde Nederlandse kleine- [sic] en middelgrote ondernemingen.
Dat lijkt een interessante strategie, maar die kleine en middelgrote ondernemingen staan niet voor niets op de Amsterdam Small Cap Index (AscX). Je bent als kleinere onderneming vaak (nog) te klein voor het tafellaken en te groot voor het servet. Wereldwijde problemen kunnen kleinere ondernemingen soms harder raken dan de mondiale spelers. Dat is dan ook direct de oorzaak van de achterblijvende koers van Acomo: een te kleine free float om interressant te zijn voor professionele beleggers, zoals banken en pensioenfondsen, waardoor het aandeel slechts door particulieren wordt gekocht als beleggingsaandeel.

[..] over Acomo
De directie van [..] Fund is al een tijdje teleurgesteld in de koersontwikkeling van handelshuis Acomo. Dat kan en dat mag. Zo eens per jaar bezoekt de directie van [..] Fund de directie van Acomo en men gelooft dat zo'n bezoek enige druk legt op de directie van Acomo om meer aandeelhouderswaarde te creëren.

Niets is minder waar. De directie van Acomo kan en mag geen informatie verstrekken die als koersgevoelig kan worden bestempeld. Het management van [..] Fund hoort dus alleen maar algemeenheden.

Maar [..] Fund doet zelf ook suggesties: verkoop SunButter om 'waarde te genereren'.

'De groei van SunButter zette de afgelopen jaren door met gemiddeld dubbelcijferige omzetgroei. Het product slaat goed aan bij een groeiende groep consumenten die een gezonde levensstijl belangrijk vinden. Het verkoopteam is uitgebreid om het merk verder te laten groeien. Als SunButter binnen enkele jaren voldoende schaalgrootte heeft bereikt (> $ 50 mln), dan behoord [Arghh: behoort] een (gedeeltelijke) verkoop of beursgang via een Special Purpose Acquisition Vehicle (SPAC) tot de mogelijkheden'.
[Bron: Investment Case Acomo: 31 augustus 2021]

Hypothetische verkoop SunButter
Maar laten we eens naar een hypothetische verkoop van SunButter kijken. Stel dat SunButter intussen een omzet heeft van $100 mln en een nettowinst van $10 mln. Een merkartikel heeft veelal een veel grotere winstmarge dan een commodity. Een multinational betaalt vaak meer dan tien maal de winst of één maal de omzet voor een merkartikelenfabrikant. Dat betekent dat Acomo $100 mln extra in kas krijgt. Vaak zal Acomo de aandeelhouders laten meeprofiteren van deze 'winst' door een verhoogd dividend.

Het probleem ontstaat pas een jaar later. Denk even mee: in jaar 0 zorgt SunButter nog voor een winstbijdrage van $ 10 mln. In jaar 1 valt die winst door de verkoop van SunButter weg, maar wordt gemaskeerd door de verkoopprijs van $100 mln en het verhoogde dividend. In jaar 2 zullen winst en verkoopprijs van het zeer winstgevende SunButter niet meer meegerekend kunnen worden in de resultaten van Acomo. Als er niet een nieuwe, zeer winstgevende activiteit voor die $100 mln kan worden aangekocht, hebben Acomo en de aandeelhouders een groot probleem.

Kapitaalbehoefte Acomo
Bovendien hoeft Acomo helemaal geen onderdelen te verkopen om geld binnen te krijgen. Het bedrijf heeft namelijk veel mogelijkheden om dat kapitaal aan te trekken. Denk aan extra leencapaciteit bij banken, overslaan van dividend, uitgeven van aandelen of het uitschrijven van een converteerbare obligatie. Al die opties zijn ooit al eens gebruikt en kunnen eenvoudig opnieuw toegepast worden.

Met andere woorden: De suggestie van [..] Fund zorgt voor kapitaalvernietiging bij Acomo en dat lijkt me nu juist niet de bedoeling.

Deze column mag probleemloos op beleggingsforums beleggingsfora worden overgenomen.

woensdag 25 september 2024

Beleggers Belangen: Advieswijziging Acomo

Advieswijziging Acomo | Aantrekkelijk gewaardeerd en een mooi dividend
De koers van het aandeel Acomo beweegt al geruime tijd zijwaarts. Een schadeclaim tegen de onderneming en een hedge op cacao die verkeerd uitpakte, maakten beleggers terughoudend. Tijd om ons advies tegen het licht te houden.

Acomo behoort met een marktkapitalisatie van €518 mln tot de small caps. Het is een onderneming waaraan niet zoveel aandacht wordt besteed, mede doordat het management weinig informatie deelt met de buitenwereld. Ook de beursprestaties zijn de laatste jaren niet al te indrukwekkend te noemen: een belegging in Acomo leverde de afgelopen vijf jaar namelijk een gemiddeld rendement op van maar 1,9% per jaar.

Het handelshuis in noten, specerijen, eetbare zaden, thee, voedingsingrediënten en biologische ingrediënten kende de laatste jaren dan ook enkele behoorlijke tegenslagen.

Cacao-oogst
De belangrijkste daarvan zijn de flinke verliezen op cacao-activiteiten, doordat een hedge niet goed uitpakte. Een erbarmelijke oogst in Ghana en Ivoorkust zorgde ervoor dat de prijs van een ton cacao door het dak schoot. De landen zijn samen verantwoordelijk voor circa 60% van de wereldwijde productie van cacao en kampten met zeer nat weer. Hierdoor ontstonden schimmelziektes en virussen die de stengels en wortels van de cacaobomen aantasten.

De sterk stijgende cacaoprijs zorgde er vervolgens voor dat de resultaten bij Acomo binnen het segment biologische producten fors onder druk kwamen te staan. In 2023 werd met deze tak van sport slechts een aangepaste ebitda gerealiseerd van €6,9 mln (ebitda-marge van 1,6%), tegenover een operationeel resultaat van €30,1 mln een jaar eerder.

Daartegenover staan goede resultaten bij andere divisies. Ook in de eerste helft van 2024 zagen we dit terug in de cijfers van Acomo. De omzet bij de belangrijke noten- en specerijendivisie steeg bijvoorbeeld met 7% en de ebitda dikte met meer dan 10% aan. Bovendien is recent de overname van de notenactiviteiten van Caldic aangekondigd.

Beleggen is vooruitzien en normaliter durven beleggers wel door een mindere periode heen te kijken, maar bij Acomo speelde er meer. Er vonden namelijk enkele wisselingen plaats in de top van het management en er liep een schadeclaim tegen de onderneming.

De Schadeclaim
Een Bulgaarse oud-leverancier meende dat het contract tussen beide partijen ten onrechte was beëindigd en claimde een bedrag van €55 mln, aanzienlijk gezien de marktkapitalisatie van €518 mln. Het management van Acomo stelde daar tegenover dat de kwaliteit van de geleverde producten, in dit geval zonnebloempitten, van een te lage kwaliteit was.

Onlangs kwam het tot een gunstige uitspraak voor de aandeelhouders. Eind juli 2024 oordeelde de rechtbank in een tussenvonnis dat het door de leverancier ingeroepen boetebeding niet geldig is en dat die er geen beroep op kan doen. Mocht de zaak in het voordeel van Acomo worden beslist, waar het op dit moment wel op lijkt, dan zal de schade minder dan €1 mln bedragen. Desalniettemin zal de rechtszaak een (tijdelijke) negatieve impact hebben gehad op de waardering.

Redactie AgriTrade: [Update 19 december 2024] Tradin Organics betaalt €300,000 als definitieve afdoening van de Bulgaarse schadeclaim.

Advies aandeel Acomo naar 'kopen'
Ervanuit gaande dat de cacaoprijs op termijn ook weer normaliseert, liggen betere resultaten in het verschiet. Bij een geschatte koers-winstverhouding over 2025 van 10 en een dividendrendement dat boven de 5% ligt, trekken we het advies voor het aandeel Acomo op naar ‘kopen’.

Bron.

dinsdag 27 augustus 2024

Babar, Tabak en de Jappen

Banda
Gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) was door de Vereenigde Oostindische Compagnie naar 'de Oost' gestuurd om, onder andere, een monopolie op de lucratieve handel in nootmuskaat, foelie en kruidnagel te regelen. Die specerijen groeiden uitsluitend op de Banda eilanden. Hij sloot daarvoor verdragen met de hoofdmannen van de Banda-Eilanden. Ondanks die verdragen leverde de bevolking stiekem toch aan de Engelsen, Portugezen en Chinezen. Coen meende dat dit verraad hard moest worden aangepakt en hij organiseerde in 1621 een strafexpeditie naar Banda. Na afloop zijn er van de 15,000 bewoners nog maar 1,000 over. De rest is gedood, gevlucht of in slavernij afgevoerd naar Batavia.
Babar
Op het eilandje Babber (later Pulau Babar genoemd) was ooit een klein VOC-fortje ingericht. Zo klein was dat fort dat het werd vrijwel nooit met meer dan drie soldaten werd bemand. Babar is het grootste van de Babareilanden. Het is 32 kilometer in doorsnede. De centrale berg is bedekt met subtropisch woud.

In de Tweede Wereldoorlog was het eiland bezet door de Japanners. Babar lag strategisch omdat het slechts door de Timorzee gescheiden was van Australië. Op het eiland was geen ruimte voor een vliegveld en daarom had het toen een functie als meldpost voor overvliegende vliegtuigen. De bevolking werd in het gareel gehouden door enkele tientallen Japanse soldaten.

In 1944 onstond onrust bij de bewoners over de door de Japanners opgelegde belastingen en de verplichting om 'troostmeisjes' te leveren. In het dorp Emplawas gingen de dorpsoudsten uiteindelijk akkoord met de betaling – per familie – van een geperste tabaksstaaf met een lengte van drie el (circa twee meter). Bij de levering ontstond ruzie, omdat de Japanners in plaats van drie el plots vier el (circa drie meter) eisten. Het dorpshoofd weigerde.
Een dag later kwam de Japanse commandant Shinohara met enkele soldaten om orde op zaken te stellen. Er ontstond een schermutseling, waarbij alle Japanners werden gedood. De teerling was geworpen en de dorpshoofden besloten de aanval te openen op de rest van de Japanners op Babar. Bij de eerste de beste Japanse radiopost liep het al direct mis. Eén Japanner wist te ontkomen en waarschuwde zijn landgenoten. De volgdende dag arriveerde een schip met 100 militairen. De Japanners stuurden nu een dorpsbewoner het bos in om de gevluchte daders te laten weten dat 'het' ze werd vergeven. De volgende dag zou een verzoeningsfeest plaatsvinden. Yeah, right.

Ondanks groot wantrouwen gaven de meesten gevolg aan de uitnodiging. Wat hierna gebeurde zal geen verbazing wekken: bijna alle dorpsbewoners werden vermoord. Schattingen over het aantal slachtoffers lopen uiteen van 400 (Nederland)[1], 700 (Japan)[2] en 1,400 (Indonesië). De knapste meisjes werden als 'troostmeisje' weggevoerd.

Couardise, mère de la cruauté ofwel 'Lafheid, moeder der wreedheid', zei de Franse filosoof Michel de Montaigne al in 1595.

[1] Bert Immerzeel: Een tragedie op Babar in Pelita Nieuws - 2010.
[2] Yoshinori Murai: A Case of Massacre by the Japanese Imperial Army in Babar Island, Eastern Indonesia in Journal of Sophia Asian Studies - 1992.

woensdag 31 juli 2024

Mokka en Koffie

Mokka (Al-Mokha of Al-Mukha) is een havenstad, gelegen aan de Rode Zee in het door burgeroorlogen verscheurde Jemen. En wat de meeste lezers al direct zullen vermoeden klopt: de koffiesoort mokka is vernoemd naar deze stad.
Mokka is, in verhouding, nog niet eens zo'n oude stad en het kan zijn wortels terugvoeren tot de 14de eeuw. Van de 15e tot de 17e eeuw was het de belangrijkste handelsplaats voor koffie ter wereld.

De stad behoorde vanaf 1538 tot het Ottomaanse Rijk. In 1636 werd Mokka (en omstreken) een onafhankelijke staat. Van 1849 tot 1918 hadden de Ottomanen de stad opnieuw in handen. Daarna behoorde Mokka tot Jemen.

Vóór de komst van de Ottomanen in Jemen was Mokka een onbeduidend vissersdorpje. De Ottomanen ontwikkelden Mokka als strategisch gelegen havenstad. Mokka werd een belangrijke marktplaats voor veel goederen, vooral koffie (Coffea arabica). De koffie zelf groeide niet in Mokka, maar werd vanuit Ethiopië en het binnenland van Jemen naar de haven in Mokka vervoerd. Tot op de dag van vandaag staan de mokkakoffiebonen bekend om hun sterke, ietwat cacao-achtige smaak.
De bron van koffie
Koffie stamt uit de Hoorn van Afrika, de uiterste oostpunt van het vasteland van Afrika. In dit gebied liggen Ethiopië, Somalië, Eritrea en Djibouti. Ook daar is het chronisch onrustig.

Zo belangrijk werd koffie dat verschillende landen met de eer wilden strijken om de ontdekking van het drinken van koffie op hun naam te krijgen. Er moest dus een verhaal verzonnen worden. Halverwege de 15de eeuw, zo gaat het eerste geloofwaardige verhaal, importeerde Sufi Imam Muhammad Ibn Said Al Dhabhani voor het eerst koffie in Jemen. Het vroegste gedocumenteerde bewijs dat koffie in Jemen werd geroosterd en gedronken is van Ahmed al-Ghaffar en stamt ook uit die periode. Koffie werd gedronken door soefies, aanhangers van een mystieke leer binnen de islam, om alert te blijven tijdens hun misschien slaapverwekkende rituelen.

Het Monopolie op Koffie
De Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), altijd op zoek naar winstgevende handel, had tussen 1620 en 1757 een factorij (handelspost) in Mokka. Ook de Britten, Fransen en Denen hadden handelsposten in de stad.

In het woord 'factorij' herkent iedereen natuurlijk direct het Engelse woord factory ('fabriek'), maar je zult je misschien verwonderen over het verschil in betekenis van beide woorden. Hoe kom je van handelspost (factorij) naar werkplaats (fabriek). Beide woorden stammen af van het Latijnse woord factorium, wat vertaald kan worden als een 'ruimte voor doeners of makers'.

De Val van Mokka
Het bleek voor de VOC nogal lastig dat Mokka een monopolie op de handel in koffie had. Een monopolie had (en heeft) meestal te hoge prijzen tot gevolg. Vandaar dat koene handelaren van de VOC stiekem enkele koffiebonen Jemen uitsmokkelden en overbrachten naar Nederlands-Indië. Op Java verschenen al snel uitgestrekte koffieplantages. De Engelse East India Company deed (uiteraard) hetzelfde en plantte grootschalig koffiebonen in India.

Die paar gepikte koffiebonen bleken de directe oorzaak van de neergang van Mokka.
Tot de 19e eeuw diende Mokka als haven van de Jemenitische hoofdstad Sanaa. Vandaag de dag is Mokka een onbeduidend, vervallen en gebombardeerd haventje, opnieuw een smokkelaarsnest.

Acomo, handelshuis in agrarische producten, begon zijn bestaan in 1908 als de Rubber Cultuur Maatschappij 'Amsterdam' ofwel de RCMA. Het bedrijf plantte op Sumatra grootschalig Indische rubberbomen (Ficus elastica) aan met koffie als onderbeplanting. Een vroege bedrijfsfilm van RCMA is hieronder te zien.

.

maandag 1 juli 2024

Acomo koopt notenactiviteiten van Caldic

Acomo neemt het onderdeel Caldic Food Service and Retail (FSR) over van het in Rotterdam gevestigde Caldic. Caldic Food Service and Retail verhandelt, onder meer, noten en zuidvruchten in het noorden van Europa.
De acquisitie zal deactiviteiten van Acomo op het gebied van noten behoorlijk verstevigen en stelt het bedrijf in staat om een bruggenhoofd te bouwen in Scandinavië.

De aankoop betreft Caldic Food Service and Retail (FSR) dat een hoofdkantoor en een verwerkings- en productiefabriek heeft in Malmö (Zweden). Het bedrijf is vooral actief in Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland en Duitsland. Caldic Food Service and Retail (FSR) levert een breed assortiment noten, zaden, pitten, zuidvruchten, peulvruchten en marsepein aan groothandels en retailklanten, de voedingsmiddelenindustrie en de Out-of-Home markt. Het runt met succes zijn eigen, alom bekende retailmerk, Naturens Energi, en produceert ook marsepein (op basis van amandelen) van hoge kwaliteit.

Caldic Food Service and Retail (FSR) zal worden hernoemd tot Delinuts Nordics en zal nauw gaan samenwerken met Delinuts Netherlands om nieuwe markten en mogelijkheden te onderzoeken.

"Beide bedrijven hebben een enorm groeipotentieel", stelde Sander van Ooij, directeur van Delinuts. Hij wijst erop dat de portefeuilles van beide bedrijven elkaar heel goed aanvullen op het gebied van sourcing en kennis, maar ook in assortiment, verkoopkanalen en geografische spreiding. "Dit stelt ons in staat om nieuwe en onderscheidende combinaties van producten, markten en diensten aan te bieden."

Financiële gegevens zijn niet bekend gemaakt, maar ik schat dat deze overname zo'n €40 mln aan winstgevende omzet aan Acomo toevoegt.

maandag 10 juni 2024

Grenada en Nootmuskaat

Idyllisch. Dat is het beste woord om de eilanden in het Caraïbisch gebied te omschrijven. Omringd door een azuurblauwe zee en gezegend met een heerlijk klimaat zijn de eilanden een perfecte bestemming voor de wat meer welgestelde zonaanbidders.
Eén van die eilanden is Grenada, door Columbus in 1498 voorbij gezeild tijdens zijn derde reis naar 'de Oost', terwijl hij natuurlijk 'de West' had ontdekt. Hij noemde het 'La Concepción' ('de Verwekking'). Hoewel hij het voor de Spaanse kroon claimde zijn er geen Spaanse voetstappen op het eiland achtergelaten. De inheemse Caribs waren niet zo gesteld op buitenstaanders. Wat later kreeg het eiland de naam Grenada, een bewijs dat Spaanse zeelieden niet zo goed hadden opgelet op school. De naam van de Zuid-Spaanse stad was namelijk Granada. Diezelfde fout maakten ze bij de nabijgelegen eilandengroep, de Grenadines.

Pas in 1649 wisten de Fransen een nederzetting op Grenada te stichten en ook toen liep de zaak al snel uit de hand. Pas toen alle Caribs waren uitgemoord of verdreven, keerde de rust terug. De Fransen stichtten er de eerste suikerplantages, waar ingevoerde Afrikaanse slaven het zware werk moeten verrichten.

In 1763 kwam Grenada in handen van de Britten. De Fransen pikten het in 1779 weer in, maar moesten het in 1783 weer teruggeven aan de Britten. Nadat slavernij door de Britse overheid werd verboden, bleken de nu vrije slaven weinig zin te hebben om op die suikerplantages te blijven werken. Dus stapten de Britten over op koelies en haalden werknemers uit India.
[A View of the Town of St George (Grenada) taken from the Belmont Estate (1819)]

Het mocht niet baten. De suikerplantages raakten in verval, maar het maakte ruimte voor het verbouwen van exotische gewassen, zoals bananen, cacao, koffie en nootmuskaat.

Er bestaan wat tegenstrijdige verhalen over het precieze moment waarop nootmuskaat op de Caraïbische eilanden voor het eerst werd aangeplant. De meest aannemelijke bron vermeld dat ene Frank Gurney in 1843 stekjes van de nootmuskaatboom liet overbrengen naar Grenada, waar ze (vermoedelijk) aangeplant werden in het gebied tussen het huidige Soubise Point en Birchgrove op de Bellevue en Capitol Estates. Een deel van Capitol wordt nog steeds Penang Estate genoemd.

Aan het eind van de vorige eeuw leverde Grenada – twee keer zo groot als Texel - zo'n 20 procent van de totale wereldproductie van nootmuskaat. Dat kwam neer op een jaarlijkse productie van zo'n 2,000 ton met een waarde van $13 miljoen. Omdat er vooral in Indonesië nogal wat smokkel naar Singapore plaatsvond, kelderde de prijs van nootmuskaatnoten.

Tijd voor actie, zo besloten the powers that be. Het Nederlandse bedrijf Catz International, onderdeel van het beursgenoteerde Acomo, stichtte in 1992 Bercatz. Het werd een Joint venture tussen Catz (30%) en het Indonesische Berdikari, de grootste nootmuskaatproducent ter wereld (70%). Het bedrijf zou de nootmuskaat van zowel Indonesië als die van Grenada gaan verkopen om op die manier de prijzen te stabiliseren.

Dat ging niet helemaal naar wens, want de natuur liet zich weer eens van zijn meest slechte kant zien. Grenada lag in het pad van twee tropische cyclonen, Ivan (2004) en Emily (2005), die het eiland en dus ook de nootmuskaatbomen zwaar teisterden.

Nu denk je misschien dat het herplanten van de nootmuskaatbomen snel een terugkeer naar de oude situatie zou betekenen, maar niets is minder waar. De eerste oogst van muskaatnoten vindt pas zeven tot negen jaar na het planten plaats en de bomen bereiken hun volledige potentieel na twintig jaar. Het duurt dus nog jaren voordat Grenada weer kan profiteren van de export van nootmuskaat.
De regering van Grenada probeert de economie zo veel mogelijk te stimuleren. Een idee is om minder muskaatnoten als commodity uit te voeren, maar meer waarde te generen door een verwerkingsfabriek te bouwen waar producten als nootmuskaatolie, nootmuskaatsiropen en nootmuskaatvet worden geproduceerd voor de voedingsmiddelenindustrie, cosmeticabedrijven of farmaceutische industrie.

Zou Acomo hier niet iets in kunnen betekenen? Het nemen van een belang in deze verwerkingsfabriek zorgt voor nieuwe producten met toegevoegde waarde voor de dochterondernemingen van Acomo.

Overigens wordt ook op het nabijgelegen Trinidad and Tobago tegenwoordig op kleinere schaal nootmuskaat verbouwd.

[Update 2 juli 2024] Here we go again.

woensdag 5 juni 2024

The Monchy Food Company neemt notenmerk Nutisal over

The Monchy Food Company heeft het merk voor droge geroosterde noten Nutisal overgenomen van het Zweedse zoetwarenbedrijf Cloëtta.
Naast Zweden worden de noten van Nutisal ook verkocht in Denemarken, Noorwegen, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en de Benelux. In Zweden is Nutisal het op een na grootste merk in noten onder merknaam.

Het merk Nutisal vertegenwoordigt ongeveer de helft van de totale notencategorie van Cloëtta, die circa 2% van de totale netto-omzet van het bedrijf (€732.5 mln) omvat. Dat betekent dat Nutisal een jaaromzet heeft van zo'n €7 mln. Cloëtta blijft (voorlopig) noten leveren in het Pick & Mix-segment.

Cloëtta wil de merken- en productportfolio stroomlijnen om de complexiteit van de onderneming te verminderen. Het bedrijf noemt de voortdurende consolidatie in de zoetwarenwereld echter ook noodzakelijk, al lijkt het dat het bedrijf ietwat te inhalig is geweest en zich met de acquisitie van Nutisal buiten de eigen comfort zone heeft begeven.

Het merk Nutisal werd in 2014 door Cloëtta overgenomen. In 2020 besloot Cloëtta de productie van noten uit te besteden aan een derde partij om 'de concurrentiepositie te verbeteren'. De productiefaciliteit in Helsingborg, Zweden, werd in 2021 gesloten.

Er gaan geen banen verloren vanwege het afstoten van het merk. De activiteiten van Nutisal in Nederland, België en Duitsland zullen worden geïntegreerd in dochteronderneming Foodtrend, terwijl voor de Scandinavische markten een verkoopkantoor in Malmö (Zweden) zal worden opgericht.

The Monchy Food Company (sinds 1851) heeft een hoofdkantoor in Capelle aan de IJssel en is een onderneming die actief is op het gebied van noten, zaden, zuidvruchten en superfoods. Het is een combinatie van de bedrijven Rhumfeld, Rhumfeld Baltic, Foodtrend en De Notenbeurs. De laatste overname betrof de Westfriese Pindabranderij in 2020. Het portfolio bevat zowel A-merk als private label producten, ingrediënten en voedingsconcepten. Deze worden toegepast bij private labels en eigen merken binnen de industrie, retail, foodservice en e-commerce.

dinsdag 14 mei 2024

Gorée, Goeree en Slaven

Maar weinig mensen zullen gehoord hebben van Île de Gorée, een eilandje dat een tijdje tot Nederland heeft behoord. Het ligt een kilometer of drie uit de kust van Dakar, de hoofdstad van het West-Afrikaanse land Senegal. Gorée is maar klein; niet meer dan 900 bij 300 meter.
Het eiland werd in 1444 ondekt door de Portuguese zeeman Dinís Dias die het gemakzuchtig 'Palma' noemde, omdat er palmen groeiden. Portugese ontdekkingsreizigers waren in die periode voorzichtig begonnen met pogingen om een alternatieve zeeweg naar Zuid-Azië te vinden. Onder inspirerende invloed van de Portugese Infante Dom Henrique, o Navegador, bij ons beter bekend als Hendrik de Zeevaarder (1394-1460) probeerden de Portugezen om allereerst de monopolies van de moslims in Afrika te breken.

Nadat de Portugese zeevaarders de zuidelijke grens van de Sahara wisten te passeren, waren de islamitische handelsroutes via karavanen over land omzeild, waarna slaven en vooral goud Portugal begonnen binnen te stromen. Deze omleiding van de handel verwoestte de economie van Algiers en Tunis, maar maakte Portugal schatrijk.

Gorée en de West-Indische Compagnie
In 1617 werd Gorée gekoloniseerd door de West-Indische Compagnie (WIC) die het (uiteraard) goedkoop had gekocht van een stamhoofd van de lokale bevolking. De WIC bouwde een tweetal forten op het eiland: Fort Nassau en Fort Oranje. Het werd een belangrijk tussenstation voor de reizen van en naar het Caraïbisch gebied.

De Nederlanders verloren het eiland in 1663 aan de Engelsen. Het jaar daarop heroverde de bekende zeeheld Michiel de Ruyter (1607-1676) het weer voor Nederland. In 1677 kwam het eiland in Franse handen, maar die moesten in 1758 weer hun meerdere erkennen aan de Engelsen. Volgens de bepalingen van het Verdrag van Parijs in 1763 moesten de Engelsen Gorée weer teruggeven aan de Fransen. Later voegden de Fransen het bij Senegal, hun kolonie. Het eiland bleef Frans tot de onafhankelijkheid van Senegal in 1960.
Gorée en Goeree
Taalkundigen twisten over de oorsprong van de naam Gorée. De een claimt dat afstamt van 'Goe ree', wat 'Goede rede' betekent, terwijl de andere stroming stug volhoudt dat het naar het voormalige Zuid-Hollandse stadje Goeree verwijst. Dit is een onnozele discussie, want de naam van het stadje Goeree was oorspronkelijk Goedereede, wat 'Goede rede' betekende. Gorée ligt beschut in de luwte van een schiereiland met de naam Cap-Vert.

Om toeristen te trekken wordt graag vermeld dat het eiland een bijzonder karakter heeft als gevolg van de vele verschillende overheersers. Felgekleurde huizen geven het een ietwat mediterrane sfeer, zo melden reisorganisaties wervend. In werkelijkheid zijn het er maar een paar. De rest is haveloos en verveloos.

Gorée en Slavenhandel
De geschiedenis vertelt ons dat Gorée een belangrijk inlaatpunt voor slaven naar 'de West' was. Toeristen kunnen er het Maison des Esclaves ('Huis van de Slaven') bezoeken, dat het enige overgebleven slavenhuis op het eiland zou zijn. Het is gerestaureerd om aan het nageslacht de wrede geschiedenis van het eiland mee te geven. Als gevolg van dat gegeven staat het hele eiland sinds 1978 op de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Maar er klopt iets niet aan die geschiedenis. Het is namelijk een mythe. Gorée is veel te klein om een grote rol te kunnen spelen in de trans-Atlantische slavenhandel. Bovendien is er geen betrouwbare zoetwaterbron. Het Maison des Esclaves werd in 1784 gebouwd als woonhuis van Anna Colas Pépin (1787–1872), een welgestelde zakenvrouw van 'gemengd bloed' met enkele huisslaven en – jawel – mogelijk enkele slaven, bestemd voor 'de export'[1].

Hoe komt die mythe dan in de wereld, zo zul je jezelf nu ietwat verwonderd afvragen. De oorzaak is Joseph N'Diaye, de zelfbenoemde gids van het Maison des Esclaves. Om zoveel mogelijk toeristen naar zijn locatie te lokken heeft hij een alternatieve geschiedenis verzonnen.
Blijven hangen in het verleden
Uit onderzoek blijkt dat Gorée eeuwenlang voornamelijk een handelspost was van producten uit het huidige Senegal. Economische activiteiten omvatten de productie van en handel in bijenwas, dierenhuiden en granen. Na de stichting van Dakar in 1857 kwam Gorée in een neerwaardse spiraal terecht. De bevolking daalde. Als je nu over het eiland wandelt, wordt het duidelijk dat Gorée in veel opzichten in het verleden is blijven hangen. Tegenwoordig zijn bewoners en bedrijven afhankelijk van het toerisme.

[1] De Roux: Le mythe de la Maison des esclaves qui résiste à la réalité in Le Monde – 27 december 1996. Zie hier.

woensdag 8 mei 2024

New Britain, Duitsers, Belgen en Oliepalmen

Zoals we al in een eerder artikel hebben geschreven, was Duitsland rijkelijk laat met het ontwikkelen van koloniale neigingen. De Duitsers annexeerden wat gebieden en eilanden die de rest van de koloniale wereld eigenlijk een beetje vergeten waren. Eén van die eilanden was Nieuw-Guinea, ooit onderdeel van het Nederlandse koloniale rijk. Als je de kaart bekijkt bezat ons land de linkerhelft van dat immense eiland, terwijl de rechterhelft in 1884 verdeeld werd tussen Engeland en Duitsland.
Tot Deutsch-Neuguinea behoorde ook de Bismarck Archipel, bestaande uit Neupommern (thans New Britain), Neumecklenburg (thans New Ireland) en wat kleinere eilanden.

De ontdekking van New Britain
Hoewel men op het alwetende internet alom claimt dat de Engelse ontdekkingsreiziger Sir Harper Matthew New Britain als eerste westerling door zijn verrekijker zag liggen, is dit niet juist. New Britain werd namelijk al in 1616 voor het eerst waargenomen door de Nederlandse zeeman Jacob Le Maire (1585-1616), al meende hij dat het onderdeel moest zijn van Nieuw-Guinea.

De eerste man die voet aan Neupommernse wal zette was de Engelsman William Dampier (1651-1715) in het jaar 1700. Hij was klassiek geschoold en noemde het eiland Nova Britannia, de Latijnse vorm van New Britain. Omdat het eiland nogal uit de vaarroutes lag, werd het alleen voor het inslaan van water en proviand aangedaan door schepen op weg naar de Zuidelijke IJszee voor de jacht op walvissen.

Duitsers op New Britain
In november 1884 meldde Duitsland dat zij de hele archipel in bezit hadden genomen. Daarna moest Neupommern ook financieel voordeel voor het Duitse rijk opleveren. Maar het eiland werkte niet mee: het binnenland was onherbergzaam en dicht bebost. Bovendien hadden zowel inheemse bewoners als malaria het op de blanken voorzien. Duitse kolonisten hadden daardoor niet veel zin om zich op Neupommern te vestigen.
Ook de Neu-Guinea Kompagnie toonde weinig interesse in exploratie, waardoor de Duitse regering de exploitatie maar overnam. Afgezien van kokosnoten hadden de Europese planters onvoldoende kennis van het land en het klimaat om met succes welke gewassen dan ook te verbouwen. Rond 1909 was meer dan 5,000 hectare jungle omgetoverd tot plantages, waarop kopra, katoen, koffie en rubber werd geoogst. De Hamburgse Firma J.C. Godeffroy & Sohn vestigde zich als eerste handelfirma op Neupommern.

Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak was de eerste vijandelijke actie van Australië het veroveren van Neupommern op 11 september van dat jaar. Was dat eiland van strategisch belang, zo zul je je afvragen. Het antwoord is negatief en de aanval van Australië werd gestuurd door hebzucht. Zij wilden de winstgevende landbouwproducten afpikken van de Duitsers. De Australian Naval and Military Expeditionary Force wist de paar Duitse militairen eenvoudig te overmeesteren en Australië bezette het eiland gedurende de hele oorlog. Na de oorlog kreeg Australië het bij het Verdrag van Versailles (1920) als mandaatgebied zelfs officieel in bezit.

Belgen op New Britain
Tegenwoordig behoren de eilanden van de de Bismarck Archipel tot het sinds 1975 onafhankelijke Papoea Nieuw-Guinea. De belangrijkste economische activiteit op Niu Briten, zoals het eiland nu genoemd wordt, is de productie van palmolie.
New Britain Palm Oil Ltd (NBPOL) is de grootste palmplantageuitbater op New Britain met net iets meer dan 38,000 hectare oliepalmen. Het bedrijf is onderdeel van Sime Darby Plantations, een beursgenoteerd bedrijf in Maleisië.

De op één na grootste exploitant van palmolieplantages op het eiland is het Belgische bedrijf Societé Internationale de Plantations et de Finance (SIPEF), opgericht in 1919. Zij bezitten 13,580 hectare aan oliepalmen op Niu Briten.

Mocht je de productie en handel in palmolie een interessant idee vinden: SIPEF staat genoteerd op de Belgische afdeling van Euronext. Je kunt dus aandeelhouder worden van een interessant stuk geschiedenis.

vrijdag 26 april 2024

Catz neemt N.V. Handelsmij. M. Lobstein over (in 1962)

Een vergeten deel van de geschiedenis van Acomo.

N.V. Handelsmij. M. Lobstein ontststond in 1898 toen de grossierderij in zuidvruchten voor banketbakkerijen van S. Spanjaard in de Weteringdwarsstraat te Meppel werd overgenomen door Moritz Lobstein (1881-1976) en diens compagnon Eli van Esso, die beiden van Joodse komaf waren. Het werd een landelijk opererend bedrijf met zo'n tien tot twaalf man personeel in dienst, afgezien van de vertegenwoordigers die in het gehele land actief waren.
In de Tweede Wereldoorlog
Natuurlijk ondervond N.V. Handelsmij. M. Lobstein nadelige gevolgen van de Tweede Wereldoorlog, maar toch ging de handel door. Uit de jaarverslagen blijkt hoe het de firma Lobstein verging. In 1941 waren er nog positieve geluiden. Grondstoffen waren inmiddels schaars geworden en men moest improviseren: surrogaten – noodkruiden genaamd – deden hun intrede. Daarna ging het echter steeds verder bergafwaarts.

In 1943 stond het bedrijf weliswaar onder toezicht van een beheerder, de Meppeler NSB'er Egbert Spiker, doch men was nog niet van plan de zaak te liquideren. Het plan bestond dat het bedrijf zou worden 'geariseerd' (lees: onder de controle of in het bezit van niet-Joden brengen). Maar in 1944 veranderden de Duitsers toch van mening en op 2 maart 1945 werd het bedrijf toch geliquideerd. De opbrengst van ƒ 25.414,65 – geld dat op rekeningen stond en door verkoop van goederen – werd overgeboekt (lees: gestolen) van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) naar de rekening van de Deutschen Revisions und Treuhand Aktien Gesellschaft bij de Nederlandsche Bank in Almelo.

Na de Tweede Wereldoorlog
Na de oorlog startte Moritz met behulp van zijn zoon Salom (1916-1998) de zaak weer op. De dagelijkse leiding liet Moritz steeds meer over aan zoon Salom. De zaak dreef op handel in bakkerijgrondstoffen en op het malen van specerijen. Men had daarvoor veel contacten in het toenmalige Nederlands Indië.

In 1962 kocht Catz International uit Rotterdam de zaak van Lobstein. Begin jaren zeventig verhuisde het bedrijf naar Groningen en hield men in Meppel slechts een magazijn aan. Eind 1980 werd het bedrijf in Groningen gesloten en verhuisde het personeel naar het hoofdkantoor in Rotterdam. Ook het magazijn in Meppel sloot rond die tijd de deuren.

Bron.

vrijdag 5 april 2024

Samoa, Duitsers en Kokosnoten

Samoa is een treurig eilandenrijk, gesitueerd in de Stille Zuidzee, zo'n 3,000 kilometer noordoostelijk van Nieuw-Zeeland. Het wordt ruw verdeeld door de internationale datumgrens. Bovendien is (westelijk) Samoa een onafhankelijke staat, terwijl (oostelijk) American Samoa een kolonie is van de Verenigde Staten. Geen idee, waarom dat land die paar eilanden in bezit wil houden, maar ze zullen er wel een strategische reden voor verzonnen hebben. American Samoa is zo klein dat bewoners niet eens het Amerikaanse staatsburgerschap hebben. Ze zitten er dus wat tussenin en dat is eigenlijk het lot van alle Samoanen.
De ontdekking van Samoa
De Nederlandse ontdekkingsreiziger Jacob Roggeveen (1659-1729) was de eerste westerling die Samoa zag liggen. Al eerder had hij op diezelfde reis op 5 april 1722 (het) Paaseiland zien liggen en op 13 juni 1722 ontwaarde hij de eerste vlekjes van wat nu Samoa is.

Natuurlijk behoorden zowel Paaseiland als Samoa al eeuwenlang tot de invloedssfeer van de Polynesiërs en is het beter te zeggen dat ze de twee schepen (de Arend en de Tienhoven) van Jacob Roggeveen ontdekten toen hij door Polynesische wateren zeilde.

De Samoaanse archipel leed lang een wat vergeten bestaan en alleen wat missionarissen probeerden er hun geloof te slijten.

Duitse handelsfirma's op Samoa
Omdat het allergrootste deel van de wereld intussen verdeeld was tussen koloniale machten, waaronder Nederland (Nederlands-Indië) en België (Belgisch-Congo), konden Duitse handelsfirma's maar lastig voet aan de grond krijgen.

In de Stille Zuidzee bevonden zich nog wat plukjes eilanden die niet opgeëist waren, simpelweg omdat ze te excentrisch lagen om economisch verantwoorde activiteiten te kunnen ontwikkelen. Voor die Duitse handelsfirma's was het echter een uitgelezen kans om toch nog ongestoord activiteiten te ontplooien. Der Heimat had vooral kokosolie nodig en een tweetal Duitse firma's besloot rond 1855 op Samoa die kans te grijpen: de in Hamburg gevestigde firma Johann Cesar Godeffroy & Son (est. 1837) en Ruge, Hedemann & Co. (est. 1875), al werkte de laatste op een veel kleinere schaal.
Beide handelsbedrijven kochten in eerste instantie zo veel mogelijke kopra van de inlanders, maar dat leverde te weinig op. Daarna kochten ze grote stukken land en beplantten dit met kokospalmen. Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw breidde de Duitse invloed op Samoa zich uit met de introductie van grootschalige plantage-activiteiten voor de teelt van kokosnoot, cacaobonen en rubberbomen, vooral op het eiland Upolu, waar Duitse bedrijven de verwerking van kopra en cacaobonen monopoliseerden.

Blackbirding
De Polynesiërs hadden niet zoveel zin om zich op die plantages in het zweet te werken. Daarom moesten arbeiders van heinde en verre worden aangevoerd. Dat ging niet altijd vrijwillig en die praktijk noemt men tegenwoordig 'blackbirding'. Dat is het met valse voorwendselen ronselen van (vaak) Chinezen om ver van hun vaderland te werken in (vaak) mensonterende omstandigheden. Er bestaat (vaak) weinig verschil tussen blackbirding en slavernij. De geschiedenis noemt (vaak) ook koelies als voorbeeld van blackbirding en ook op Nederlands-Indië werkten deze contractarbeiders (vaak) onder bar slechte omstandigheden op de plantages.

Samoa als Duitse Kolonie
Omdat Duitsland veel te laat wat koloniale ambities vertoonde was de wereld al grotendeels tussen de grootmachten verdeeld. Wat overbleef waren wat stukken Afrika en wat plukjes eilanden in de Stille Zuidzee. Deutsch-Neuguinea bestond uit het noordelijke deel van wat nu Papoea-Nieuw-Guinea heet plus een aantal eilanden in de Stille Oceaan. Samoa behoorde daar, vreemd genoeg, niet toe en vormde een apart protectoraat.
[De Duitsche vlag wordt gehesen]

Tussen 1880 en 1890 vonden Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Duitsland alle drie dat ze recht hadden op (delen van) Samoa. Om hun claim kracht bij te zetten vestigden ze handelsposten op de eilanden. Een Salomonsoordeel verdeelde de eilanden in de 1890s onder de drie grootmachten en in 1899 tussen de Verenigde Staten en Duitsland.

Deutsch-Samoa was tussen 1900 en 1920 een Duitse kolonie. Het omvatte de eilanden Upolu, Savai'i, Apolima en Manono. Ze behoren nu allemaal tot (westelijk) Samoa. De werkelijke tijdsspanne van de kolonie was zelfs nog korter. Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam New Zealand in augstus 1914 namelijk het gezag over de eilanden over en gaf het na het staken van de vijandelijkheden in 1918 niet weer terug aan Duitsland. Dat westelijk deel van Samoa werd pas in 1962 een onafhankelijke staat.

Samoa in de Tweede Wereldoorlog
In het spoor van de handelshuizen trokken uiteraard ook andere, vaak wat ontheemde Duitsers naar het tropische stukje paradijs dat Samoa genoemd werd. Ook in de Tweede Wereldoorlog bleek dat je wel Duitsers uit Duitsland kunt halen, maar Duitsland niet uit de expats. Op Samoa was namelijk een kleine afdeling van de NAZI-partij actief.
Alfred Matthes (1909-1964) verbouwde cacao en koffie. Hij werkte ook een periode in de ananasfabriek in Tuvao. Hij richtte in 1934 op Samoa een plaatselijke afdeling van de NSDAP op. Op foto's zie je een paar van hen parmantig in een kolderiek tropenuniform en met hakenkruisvlag door de straten van Upolu marcheren. Na de oorlog bleek uit documenten dat de plaatselijke partij slechts 12 leden had gehad. Een probleem was echter dat enkele leden getrouwd waren met inlandse vrouwen en daarom probeerden ze via 'onderzoek' aan te tonen dat ook Polynesiërs tot het Arische ras behoorden. Matthes claimde dat Hitler persoonlijk met die visie instemde, maar nergens is daarvoor enige bewijs te vinden. Ikzelf vind het zeer twijfelachtig dat der Führer zich met dit soort trivialiteiten bezig zou houden.

Het tegenwoordige Samoa
Samoa heeft dus een treurige geschiedenis achter de rug. Tegenwoordig is het niet veel beter. Een dieet van veel kokosolie in lokale gerechten en door de Amerikanen geïntroduceerd fastfood heeft er voor gezorgd dat de Samoanen tot de dikste bevolking ter wereld horen. Bijna de helft van hen is obees, waardoor ook hart- en vaatziekten tot de belangrijkste doodsoorzaken behoren[1][2].

De economie van Samoa draait voornamelijk op de export van kokosnoten en in mindere mate die van bananen en ananassen. De verarmde bevolking wordt financieel gesteund door Samoanen in den vreemde. Overigens leven er nog steeds nazaten van de Duitse kolonisten op Samoa.

Lees ook 'New Britain, Duitsers, Belgen en Oliepalmen'.

[1] Seiden et al: Long-term trends in food availability, food prices, and obesity in Samoa in American Journal of Human Biology - 2012
[2] Siaki et al: A cultural perspective of Samoans' perceived risk of cardiovascular disease and diabetes in Journal of Cardiovascular Nursing - 2012

zondag 28 januari 2024

Alanheri: Een treurige geschiedenis

Alanheri werd in 1975 opgericht door een viertal bevriende graanhandelaren en was een kleine beursgenoteerde handelaar in producten als zaden, granen, peulvruchten en noten. Aanvankelijk handelde het bedrijf ook nog in diverse andere zaken, zoals chemicaliën, kunstmest, bakkerijgrondstoffen, bouwmaterialen en huisdierenassessoires.

Met een marktkapitalisatie van ongeveer €10 mln (in 2005) was Alanheri een van de kleinste ondernemingen op Euronext. Het aandeel kende lange tijd een sluimerend bestaan en er werd maar weinig in gehandeld.
Het begin van het bestaan van Alanheri werd echter gekenmerkt door een groot optimisme. Een aantal overnames deden het bedrijf snel groeien. Het leek wel of Alanheri een soort mini-Acomo wilde worden door ook overnames in aanpalende segmenten te doen. Zo werd bijvoorbeeld in 1984 de koffiehandel A. Ruoff & Co. BV overgenomen, terwijl in 1991 een meerderheidsbelang genomen in de handelaar in cacao en cacaoproducten G.W.L. Kersten en Co in Baarn. Kersten echter ging al in 1996 failliet.

Niet alle overnames pasten echter in de – voortdurend wisselende - strategie of bleken chronisch verlieslatend en moesten daardoor min of meer noodgedwongen weer worden afgestoten.

De meest succesvolle dochteronderneming van Alanheri was Witte Molen, een producent van vogelvoer. In 1974 werd de eerste 73 procent van de aandelen Witte Molen door Grano Drente overgenomen, de rechtsvoorloper van Alanheri. Een jaar later volgde de rest van de aandelen.

In 2008 verkocht Alanheri diens activiteiten op het gebied van koffie aan Trabocca, dochterneming van Tradin Organics en intussen kleindochter van het beursgenoteerde handelshuis Acomo.
[Tussentijdse update van SunOpta van 14 oktober 2008]

Vanaf 2014 specialiseerde Alanheri zich ten langen leste maar als producent van vooral vogelvoer onder de bekende merknaam 'Witte Molen'.

Dat alles was uiteraard geen recept voor een stabiele ontwikkeling van de omzet, winst en dividend. Per eind 2010 bood Witte Molen werk aan 41 personen bij een omzet van circa €10 mln. In 2011 werd het een prooi voor Value8, het investeringsvehikel van Peter Paul de Vries. Deze zag zichzelf graag als redder van kwakkelende beursgenoteerde bedrijven, maar was in feite niet meer dan een sjacheraar die dit soort bedrijven veelal ontmantelde en in stukken doorverkocht.
Ook in dit geval bleek Value8 aan de verwachtingen te voldoen, want in maart 2013 werd overeenstemming bereikt over een overname van Witte Molen door de Belgische branchegenoot Laroy Group, producent en leverancier van kleindiervoeding en andere benodigdheden voor gezelschapsdieren. Niet meer dan €5.4 mln bleek het bedrijf waard.

Het had zo mooi kunnen zijn als de directie van Alanheri maar een gerichte strategie had gehad en op basis daarvan gerichte overnames had verricht.