dinsdag 27 augustus 2024

Babar, Tabak en de Jappen

Banda
Gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) was door de Vereenigde Oostindische Compagnie naar 'de Oost' gestuurd om, onder andere, een monopolie op de lucratieve handel in nootmuskaat, foelie en kruidnagel te regelen. Die specerijen groeiden uitsluitend op de Banda eilanden. Hij sloot daarvoor verdragen met de hoofdmannen van de Banda-Eilanden. Ondanks die verdragen leverde de bevolking stiekem toch aan de Engelsen, Portugezen en Chinezen. Coen meende dat dit verraad hard moest worden aangepakt en hij organiseerde in 1621 een strafexpeditie naar Banda. Na afloop zijn er van de 15,000 bewoners nog maar 1,000 over. De rest is gedood, gevlucht of in slavernij afgevoerd naar Batavia.
Babar
Op het eilandje Babber (later Pulau Babar genoemd) was ooit een klein VOC-fortje ingericht. Het werd vrijwel nooit met meer dan drie soldaten bemand. Babar is het grootste van de Babareilanden. Het is 32 kilometer in doorsnede. De centrale berg is bedekt met subtropisch woud.

In de Tweede Wereldoorlog was het eiland bezet door de Japanners. Babar lag strategisch omdat het slechts door de Timorzee gescheiden was van Australië. Op het eiland was geen ruimte voor een vliegveld en daarom had het een functie als meldpost voor overvliegende vliegtuigen. De bevolking werd in het gareel gehouden door enkele tientallen Japanse soldaten.

In 1944 onstond onrust bij de bewoners over de door de Japanners opgelegde belastingen en de verplichting om 'troostmeisjes' te leveren. In het dorp Emplawas gingen de dorpsoudsten uiteindelijk akkoord met de betaling – per familie – van een geperste tabaksstaaf met een lengte van drie el (circa twee meter). Bij de levering ontstond ruzie, omdat de Japanners in plaats van drie el plots vier el (circa drie meter) eisten. Het dorpshoofd weigerde.
Een dag later kwam de Japanse commandant Shinohara met enkele soldaten om orde op zaken te stellen. Er ontstond een schermutseling, waarbij alle Japanners werden gedood. De teerling was geworpen en de dorpshoofden besloten de aanval te openen op de rest van de Japanners op Babar. Bij de eerste de beste Japanse radiopost liep het al direct mis. Eén Japanner wist te ontkomen en waarschuwde zijn landgenoten. De volgdende dag arriveerde een schip met 100 militairen. De Japanners stuurden nu een dorpsbewoner het bos in om de gevluchte daders te laten weten dat 'het' ze werd vergeven. De volgende dag zou een verzoeningsfeest plaatsvinden. Yeah, right.

Ondanks groot wantrouwen gaven de meesten gevolg aan de uitnodiging. Wat hierna gebeurde zal geen verbazing wekken: bijna alle dorpsbewoners werden vermoord. Schattingen over het aantal slachtoffers lopen uiteen van 400 (Nederland)[1], 700 (Japan)[2] en 1,400 (Indonesië). De knapste meisjes werden als 'troostmeisje' weggevoerd.

Couardise, mère de la cruauté ofwel 'Lafheid, moeder der wreedheid'.

[1] Bert Immerzeel: Een tragedie op Babar in Pelita Nieuws - 2010.
[2] Yoshinori Murai: A Case of Massacre by the Japanese Imperial Army in Babar Island, Eastern Indonesia in Journal of Sophia Asian Studies - 1992.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten