vrijdag 24 oktober 2025

Arguin, Arabische gom en slaven

Vrijwel niemand heeft ooit gehoord van Arguin, een piepklein eilandje voor de kust van Mauretanië. Toch is het ooit een springplank geweest van de West-Indische Compagnie (WIC).
Arguin (Arguim volgens de Portugezen) is niet meer dan een grote, lege zandbank, gelegen in de Baai van Arguin. Het eiland is slechts een kilometer of zes lang en 'beschermd' door gevaarlijke riffen. Het behoort tot de Mauritiaanse Waddeneilanden, bestaande uit de eilanden Tidra, Niroumi, Nair, Kijji en Arguin. Pas in 1968 werd ontdekt dat het gebied een belangrijke verzamelplaats was voor overwinterende wadvogels.

De eerste Europeanen die op Arguin landden waren uiteraard de Portugezen. Infante Dom Henrique, o Navegador, bij ons beter bekend als Prins Hendrik de Zeevaarder (1394-1460) was de derde zoon van koning João I ofwel Johan I (1357-1433) van Portugal en Filippa van Lancaster.

Hoewel zijn bijnaam 'de Zeevaarder' was, bleef hij voornamelijk thuis. Maar hij was wel een man met visie en was de initiator en financier van veel ontdekkingsreizen die de aanzet gaven tot het latere Portugese wereldrijk. Het begon allemaal met de exploratie van West-Afrika en de kolonisatie van een serie nog onbewoonde eilanden in de Atlantische Oceaan: de Canarische Eilanden, de Azoren, Madeira en Arguin.

De eerste Portugees die in 1443 voet aan wal zette van Arguin was de Portugese zeevaarder Nuno Tristão. Hmm, dacht Prins Hendrik de Zeevaarder, dat is een interessante plek om voorraden in te slaan op weg naar nog zuidelijker streken en om handel te drijven met de Afrikanen. Al in 1445 werd er een feitoria ofwel een factorij opgericht. Daarin werden twee belangrijke handelsgoederen opgeslagen: Arabische gom en slaven. Arabische gom wordt onttrokken aan een tweetal soorten bomen en slaven werden onttrokken aan de lokale bevolking. Alles betaald met geldkauries (Monetaria moneta), de schelpjes van een kleine zeeslak[1][2].
In 1633 was het afgelopen met de Portugese pret en werd Arguin veroverd door Nederlanders. Een legertje van 40 soldaten bleek genoeg om Arguin in te nemen. Die soldaten waren op pad gestuurd door de Zeelandse Kamer van de WIC. Die Zeelandse Kamer richtte zich voornamelijk op de handel met en exploitatie van koloniën in Nederlands-Guiana, het tegenwoordige Guyana, buurland van Suriname. De Zeeuwse koopman Abraham van Peere kreeg in 1627 van de WIC het patronaatschap van Berbice. Dit gaf hem het recht om in dat gebied een privé-kolonie te stichten en te exploiteren. Berbice was een gebied gelegen aan de rivier de Berbice. De West-Indische Compagnie had het van 1627 tot 1792 in bezit, waarna het van 1792 tot 1815 een Nederlandse kolonie was. De Napoleontische oorlogen maakten een eind aan die situatie en later werd het gebied overgedragen aan Engeland.

Van Peere had dus zowel een kolonie in Afrika als in Zuid-Amerika. Hij belaste zijn zoon Daniel van Peere met de leiding van Arguin, maar die miste nogal wat diplomatieke vaardigheden met als gevolg dat hij al in juli 1633 werd gegijzeld en uiteindelijk vermoord in Portendick, een verbastering van Porto d'Arco[3]. Het is tegenwoordig een verlaten kuststad.

Het eiland bleef onder het gezag van de Zeeuwse kamer van de West-Indische Compagnie tot 1678 met een korte onderbreking door de Engelsen in 1665. Rond 1670 werd het bezet door een opperhoofd en 25 strijders. Frankrijk nam het eiland in september 1678 over, maar het werd daarna verlaten tot 1685. De droogte van Arguin en het gebrek aan een goede ankerplaats maakten een langdurige Europese nederzetting lastig. Uiteindelijk kwam Arguin in bezit van Mauretanië, een land dat (pas) in 1960 onafhankelijk werd.

[1] Johnson: The Cowrie Currencies of West Africa. Part I and Part IIin Journal of African History - 1970
[2] Hogendorn, Johnson: Cowries - The Shell Money of the Slave Trade - 2003
[3] Van Groesen: Beyond law and order: encounters at Arguin and the beginnings of the Dutch slave trade, 1633-1634 - 2019

Geen opmerkingen:

Een reactie posten